Een van de belangrijkste voorwaarden om snel over een circuit te kunnen racen is een goede afstelling. In vergelijking met een auto lijkt het misschien of er op een kart weinig te veranderen is, maar de schijn bedriegt. De Vrooaa commissie ging op onderzoek uit en het resultaat: een driedelige uitleg over caster, camber, rijhoogte en nog veel meer wat wij kunnen aanpassen aan onze karts! In deel 2, de achterkant.
Rijhoogte
Voor autosport volgers klinkt het misschien een beetje vreemd, maar voor een kart is een zo laag mogelijke rijhoogte niet per definitie beter dan een hogere rijhoogte. Omdat een kart geen vering heeft is het rol effect veel minder dan bij een gewone auto. Daarnaast, door de starre achteras is juist gewenst als de kart een beetje rolt, zodat het binnenste achterwiel iets opgetilt wordt en er meer druk op de buitenwielen komt.
Hoe hoger de rijhoogte van een kart, hoe meer ‘grip’ je in de bochten kunt ervaren. Dit komt doordat de krachten die in een bocht ontstaan een grotere verticale component hebben dan bij een lager frame. Onze frames hebben 2 mogelijke standen voor de achteras. Omdat de veranderingen dus gelijk groot zijn, wordt de hoogte van de achterkant vaak gelaten zoals die is. Bij koud weer of regen wil je de achteras sowieso in zijn laagste stand (en dus het frame hoog).
Stijfheid achteras
Iets wat wij niet kunnen afstellen is de stijfheid van de achteras. Dit is een gegeven die je alleen bij de aankoop kan veranderen. Omdat het wisselen van de achteras ook niet een heel fijne klus is, is het veranderen van de achteras ook zeker niet de makkelijkste manier om de afstelling te veranderen. Gelukkig zijn er andere manieren om de stijfheid van de achteras aan te passen, of om eenzelfde efect te creeëren: de wielklossen en het derde lager op de achteras. Een zachte achteras, zal relatief veel doorbuigen en daarom dus veel energie opnemen. Dit betekend dus dat er minder druk op het buitenste achterwiel komt te staan en er dus minder ‘grip’ achter is dan met een stugge achteras. Bij A la Kart gebruiken we vaak een medium achteras. Dit heeft er echter vooral mee te maken dat een medium achteras eerder zal buigen dan afbreken, waardoor je dus op tijd gewaarschuwd wordt de achteras te vervangen.
Wielklossen
De wielklossen zijn in verschillende lengtes beschikbaar. Langere wielklossen zorgen ervoor dat de buitenkanten van de achteras stugger is. Dus zorgen voor meer ‘grip’ achter. Onderstuur kan dus verholpen worden door kortere wielklossen te bevestigen. Wanneer de achteras erg zacht/slap is, kun je deze nog wat verstevigen met een extra wielklos in het midden. Echter, wanneer de achteras er al op zit is dit niet de snelste methode om meer ‘grip’ achter te krijgen.
Lager
Omdat wij bij A la Kart niet vele verschillende maten wielklossen beschikbaar hebben en je doorgaans gewoon zo groot mogelijke wielklossen wilt hebben, is er ook nog een derde manier om de achteras stijver te maken. Wanneer je meer ‘grip’ achter zoekt, kan het helpen om het middelste lager iets strakker vast te zetten. Wanneer je juist veel overstuur hebt kan het zijn dat dit lager te strak staat en kun je het het lager los halen. Vooral bij regen kan kunnen aanpassingen aan het derde lager goed werken.
Breedte achteras
Een bredere achteras zal zorgen voor meer ‘grip’ (ook aan de voorkant) en een stabielere kart. Echter een te brede achteras zorgt ervoor dat de kart juist gaat slippen.
Wanneer je dit leest lijkt de afstelling van de achterkant makkelijk. Gebruik een zo stijf mogelijke achteras, zet er zo groot mogelijke wielklossen op en draai het middelste lager zo strak mogelijk aan. Echter, denk eraan dat wanneer de achteras te stijf is, deze zo veel meer ‘grip’ zal hebben dan de voorkant, dat de kart erg veel onderstuur zal hebben. Hieronder zullen we uitleggen hoe je de voorkant afsteld. Uiteindelijk wordt het afstellen een compromis, waarbij je een zo goed mogelijke verhouding tussen de ‘grip’ voor en achter zult moeten vinden.